De Waterlandse tram
Affiches en architectuur
Nederland kende rond 1900 een fijnmazig netwerk van regionale stoomtrams. De Noord-Hollandsche Tram door het Waterland maakte eind 19e eeuw als een van de eerste trambedrijven actief reclame. Binnen- en buitenlandse toeristen werden geworven voor rondreizen naar Marken en Volendam.
De vroege affiches en de eerste houten tramstations waren ontworpen door de architect H.P. Berlage, die later beroemd zou worden. Hij was de compagnon van de oprichter van de tram. Latere affiches kwamen van andere ontwerpers, evenals het trambootstation voor Amsterdam CS, dat bekend werd als het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis.
Eerste stations
De Noord-Hollandsche Tramweg (NHT) verbond vanaf december 1888 Amsterdam-Noord per smalspoor met Broek in Waterland, Monnickendam en Edam. Het traject van ruim 21 kilometer werd in 70 minuten afgelegd. Behalve passagiers vervoerde de tram ook melk, vis en post. De vijf kleine, gesloten uitgevoerde stoomlocomotieven waren geleverd door de Machinefabriek Breda.
Gesteund door de burgemeester van Edam, was de NHT opgericht door Theodoor Sanders, civiel én bouwkundig ingenieur. Sinds 1883 was de jonge H.P. Berlage compagnon van Sanders' architectenbureau in Amsterdam. Ze ontwierpen in 1885 bijvoorbeeld het badhotel in Baarn. In de loop der jaren richtte Sanders zich steeds meer op tramwegen, terwijl Berlage de meeste architectuur op zich nam.
Het bouwkundig weekblad van jl. Zaterdag geeft in plaat het keurige wachthuisje, door de heeren Sanders-Berlage ontworpen voor het eindpunt van deze maatschappij te Amsterdam, met andere woorden: het afvaartstation van haar stoomboot aldaar, op een steiger op den hoek van het Damrak en het verlengde der oude brugsteeg aan de zuidzijde van het daar nog overgebleven wateroppervlak.
Het gebouwtje is verdeeld in een wachtkamer voor het publiek groot 6 bij 4,5 M. en een kantoortje groot 2 bij 3 M. meter en geheel van blank Amerikaans grenen hout opgetrokken; terwijl de voeting is gevuld met gekleurde en verglaasde metselstenen en er verder een ruim gebruik is gemaakt van gekleurd glas en versiering met fayence tegels.
Het beginstation van de Noordhollandsche Tram was niet ver van het Tolhuis in Amsterdam-Noord, ter hoogte van het huidige IJplein. Eigen veerboten haalden de reizigers op in de stad, aanvankelijk bij een wachthuisje aan het Damrak, dat al snel verplaatst werd naar het havenfront direct voor het nieuwe Centraal Station van Pierre Cuypers. Het houten wachthuisje in de destijds populaire chaletstijl was uiteraard van de hand van Sanders en Berlage. Zij ontwierpen ook het eerste NHT-station Tolhuis aan het IJ, dat echter al na enkele jaren afbrandde. Het was een houten overkapping met een opvallend elegante vorm. In het archief van Berlage bevindt zich verder een tekening voor een eenvoudige houten tramhalte, die wellicht de eerste jaren dienst deed op de stopplaatsen buiten de stad.
Het uiteindelijke station Tolhuis en de latere stations van Edam en Alkmaar, evenals de tussenliggende haltes, zijn rond 1895 wellicht door Sanders ontworpen; Berlage was daar niet meer bij betrokken. Het station Tolhuis — pas helemaal gereed rond 1900 — kreeg een gietijzeren overkapping en aan het water een rechthoekige bakstenen voorbouw, gedecoreerd met pinakels. Grote letters aan de gevel, leesbaar vanaf het IJ, vermeldden de naam van de trammaatschappij. Langszij was een aanlegplaats voor de veerboten. De stations en haltes buiten de hoofdstad waren in chaletstijl met veel hout of baksteen in vakwerk. Opvallend aan de stations Edam en De Rijp was de ligging in een bocht met een deels ronde overkapping.
Eerste affiches
De Noord-Hollandsche Tramwegmaatschappij heeft een dienstregeling het licht doen zien, welke wat uiterlijk betreft, belangrijk afwijkt van de dienstregelingen van andere tram- of spoorwegen. De uren van vertrek der tramtreinen van Amsterdam naar Edam en omgekeerd zijn n.l. omgeven door afbeeldingen van gezichten op Edam, Monnickendam, Marken en Broek in Waterland, terwijl een Volendammer en een Marker vrouw elk aan een zijde der dienstregeling zijn geposteerd. De heer H.P. Berlage Nzn. heeft alle eer van deze teekeningen, terwijl de heren Roeloffzen & Hübner een woord van lof verdienen voor dit staaltje van hun drukkunst.
Omdat Berlage het meeste artistiek talent had, liet Sanders hem niet alleen de presentatietekeningen van gebouwen maken, maar ook promotionele affiches voor de NHT. Al in 1889 illustreerde Berlage een affiche annex dienstregeling. Zover bekend is er geen gedrukt exemplaar van bewaard gebleven, alleen de ontwerptekening met een leeg wit vak voor de kleine lettertjes van de dienstregeling. De illustraties van plaatsen aan de tramlijn zijn zeer gedetailleerd, omlijst met decoraties waarin vis en zuivelproducten verwerkt zijn, die immers per tram werden aangevoerd uit de Zuiderzeedorpen en Waterland.
Naast de tramlijn naar Edam opende de NHT in 1894 een zijtak naar Purmerend, het jaar daarop doorgetrokken tot aan Alkmaar. Deze lijn takte af bij buurtschap Het Schouw en liep door de polders de Beemster en de Schermer. De totale lengte van de NHT-lijnen kwam hiermee op 55 kilometer. Overigens moest voor de uitbreiding een nieuw bedrijf worden opgericht, de Tweede Noord-Hollandsche Tramweg-Maatschappij (TNHTM), omdat de statuten van de NHT niet voorzagen in nieuwe routes. In de praktijk werd de aanduiding 'Tweede' weggelaten.
De opening van de verbinding met Alkmaar werd op 15 juli 1895 feestelijk gevierd. Voor deze gelegenheid ontwierp Berlage een opvallend affiche, veel moderner ogend dan zijn ontwerp uit 1889. Hij zal dit als vriendendienst voor Sanders hebben gedaan, want in 1890 was er in goed overleg een einde gekomen aan hun gezamenlijke architectenpraktijk. Behalve een gevleugeld wiel — een traditioneel spoorwegsymbool — laat het affiche een schematisch routekaartje zien en de gemeentewapens van Purmerend en Alkmaar. In het torentje bovenaan is de Accijnstoren in Alkmaar herkenbaar. Uit de afgedrukte dienstregeling blijkt dat de rit naar Alkmaar bijna 2,5 uur duurde, terwijl Edam in ruim een uur werd bereikt.
Toerisme
Eind 1903 trad oprichter Sanders af als directeur van de NHT en werd opgevolgd door ir. W.A.E. Geuns. De aandelen kwamen deels in handen van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij (HIJSM of HSM). Geuns wilde de toeristische tak van de NHT verder ontwikkelen, vooral met het oog op Engelse toeristen die graag Marken en Volendam bezochten. Al voor de eeuwwisseling reed er op zondag een speciale boottram die in Monnickendam aansloot op een botter naar het eiland Marken.
In 1904 induceerde de NHT een rondreis per tram en boot vanuit Amsterdam via Monnickendam, Marken, Volendam en Edam. Tegen meerprijs was er een speciale expresdienst met Engelssprekende gids. Kaartjes waren verkrijgbaar op de stations van de HSM, bij hotels als het Amstel Hotel en reisbureaus zoals Thomas Cook & Son. Voor de toeristen organiseerde Cook in Hotel Spaander in Volendam een 'lunch à prix fixe'.
We kunnen ons de Tweede Noord-Hollandsche Tramweg-Maatschappij niet voorstellen zonder haar stelselmatige en goed verzorgde reclame, waarvoor zij moeite noch kosten spaart. Haar keurige platen met de zoo uitstekend aan het doel beantwoordende afbeeldingen en met de rechtstreeksche aansluiting van Londen via Amsterdam met de vijf bekende plaatsen: Broek in Waterland, Monnikendam, Marken, Volendam en Edam zijn ver over onze grenzen bekend. En laten we vooral de gidsen niet vergeten, in vier talen, in handig formaat, voorzien van voortreffelijk geslaagde opnamen en gedrukt op mooi velijnpapier. ’t Is alles up-to-date!
De NHT gaf ter promotie rijk geïllustreerde affiches, brochures en ansichtkaarten uit. Berlages (zijdelingse) betrokkenheid bij de NHT was met het vertrek van Sanders voorbij, maar een goede vriend van Berlage nam zijn ontwerpersrol over: Willem Wenckebach. In 1905 maakte Wenckebach een affiche met gestileerde prentjes van de Zuiderzeeplaatsen, gelardeerd met appeltjes van oranje. Enkele jaren later verscheen een versie met een sterk geabstraheerd routekaartje, en ook een Engelstalige versie waarop het IJ opeens de Noordzee werd! Spoor- en tramwegblad De Locomotief schreef in 1907 over de succesvolle reclamecampagnes van de NHT: 'Welverzorgde geïllustreerde gidsen werden in vier talen gratis verkrijgbaar gesteld de uitgaven per jaar aan reclame nam van ± ƒ 500 tot ± ƒ 2000'.
De slogan 'The most varied trip in Holland' werd een begrip. Rond 1910 prees een anoniem Engelstalig affiche - traditioneler dan dat van Wenckebach - de rondreis aan met vijf vervoermiddelen: 'Steamer - Tramway - Motorboat - Botter - Houseboat'. Met de laatste werd een trekschuit bedoeld, bedoeld om vanuit Volendam in Edam te komen. Sinds 1906 kon men op dat traject echter ook voor de (aparte) stoomtram Volendam-Kwadijk kiezen, eveneens geëxploiteerd door de NHT. In 1912 volgde een affiche met een gedetailleerde vogelvluchtkaart door Leendert Grondijs, ook met Engelse promotietekst. In tegenstelling tot Wenckebach gaf Grondijs wel de tak naar Purmerend en Alkmaar. Inmiddels bood de NHT ook via dat traject door 'the N.Holland-polders' een toeristische rondreis aan in samenwerking met rederij Alkmaar Packet.
Trambootstation en koffiehuis
Het station wordt geheel in houtbouw uitgevoerd en bevat een administratie-hoofdgebouwtje dat door een gesloten colonade met het wachtzaal- en restauratie-gebouw wordt verbonden. Daarbij is uiterlijk eenigszins de aanblik van het voormalige Paalhuis, dat eertijds op den hoek aan de Nieuwesluis stond, gevolgd, zooals dat is afgebeeld op de schilderij van Van Beerstraeten in het Rijksmuseum. De colonade heeft veel van de bekende colonades, die aan zoovele oud-Hollandsche vischmarkten een aardigen aanblik geven.
Het geheel met zijn samengestelde dakconstructie, zijn aardige afwisselende gevellijnen, de glas-in-lood-venstertjes belooft wel iets zeer typisch te worden, waar de vreemdelingen, die Broek in Waterland, Volendam en Marken bezoeken en die een groot gedeelte vormen van de reizigers op de lijnen dezer maatschappij, wel genoegen in zullen hebben. Ook zal de somberheid van de groote stationsoverkapping, die aan deze zijde zoo zeer naar voren dringt, door dit luchtige, kleine station eenigszins worden gebroken.
In 1908 besloot de NHT het wachthuisje voor het Centraal Station te vervangen door een nieuw trambootstation met wachtkamers, kantoren en een koffiehuis. De eerste plannen moesten worden bijgesteld omdat die volgens de gemeente het zicht op het Centraal Station blokkeerden. In 1912 kwam het houten bouwwerk gereed. Architect was Willem Leliman uit Baarn, die later ook de ANWB-paddestoel zou ontwerpen. Leliman liet zich inspireren door het (verdwenen) 17e-eeuwse Paalhuis in Hollandse renaissance-stijl. En de zuilengalerij aan het water verwees naar vismarkten zoals die er in Hollandse steden waren.
Het gebruik van hout als bouwmateriaal borduurde voort op de eerste haltes van Sanders en Berlage, al was hun chaletstijl niet erg oud-Hollands. Het ontwerp van Leliman sloot wel aan bij de traditionele bouwstijlen van het Waterland en de Zaanstreek, temeer daar de planken oorspronkelijk groen geverfd waren. Het bouwwerk fungeerde zo als een soort reclamezuil voor de toeristische rondreizen van de NHT, pal voor Amsterdam CS. In het decoratieve houtsnijwerk werden de letters NHTM (Noord-Hollandsche Tramweg-Maatschappij) aangebracht en op de glas-in-loodramen de wapens van de plaatsen aan de tramlijn, zoals Edam en Alkmaar.
Een belangrijk onderdeel van het stationsgebouw was Smits' Koffiehuis, dat er bijna een eeuw lang gevestigd bleef. Het trambootstation werd in 1931 in stijl uitgebreid door de architecten Kleinhout en Van der Steur. De aanlegsteiger werd daarbij deels terras. Nadat de NHT in 1932 was overgenomen door de Noord-Zuid-Hollandsche Tramweg-Maatschappij (NZH), kwam het koffiehuis bekend te staan als Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis. Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebouw licht geschilderd. Vanwege de aanleg van de Amsterdamse metro meest het in 1972 worden afgebroken. Het bouwwerk werd gedemonteerd en in 1980 iets verderop opnieuw opgebouwd. Daarbij kreeg het een aanbouw voor de VVV en het Gemeentevervoerbedrijf (GVB).
NZH en elektrificatie
De Watersnood van 1916 bracht het Waterland en ook de tram grote schade toe, maar die kwam de NHT uiteindelijk te boven. Van blijvender invloed was de opkomst van vracht- en personenauto's en vooral autobussen. De rondreizen voor toeristen bleven succesvol, maar de reguliere diensten waren nauwelijks meer rendabel. De lijn Purmerend-Alkmaar werd in 1931 dan ook opgeheven en vervangen door een busdienst. De tramverbindingen naar Purmerend en Edam bleven, maar werden overgenomen door de NZH. Deze maatschappij liet de lijnen van bovenleiding voorzien en introduceerde elektrische trams, afkomstig van de voormalige ESM-tram Amsterdam-Zandvoort. De drie types motorrijtuigen, nog daterend van rond 1900, kregen als bijnamen de Métallurgiques, Purmerenders en Buiksloters.
'Per electrische naar Waterland', luidde de slogan op een affiche uit 1932. Het gaf een mooi beeld van de route door het groene Waterland, de bestemmingen, de tramstellen en het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis met een vertrekkende tramboot. De elektrische trams naar Purmerend bleven tot 1949 rijden en de tak naar Edam nog tot 1956. Toen moest het station in Amsterdam-Noord wijken voor de aanleg van de IJtunnel. Tegenwoordig herinneren alleen het Noord-Zuid Hollandsch Koffiehuis en de voormalige tramstationnetjes in Purmerend en Broek in Waterland nog aan de Waterlandse tram.