De wereldomvattende beteekenis van het spoorwegwezen
Transport op de wandkunst van Peter Alma
Peter Alma is vooral bekend geworden om zijn imposante muurschilderingen in station Amsterdam Amstel uit 1939. Hij was ook een van de pioniers van De Stijl, de abstracte kunstbeweging die dit jaar exact een eeuw geleden ontstond — reden waarom er momenteel een tentoonstelling aan Alma's werk is gewijd in Arnhem.
Vanuit zijn communistische idealen verruilde Alma de abstractie voor een figurative beeldtaal die iedereen kon begrijpen. Zoekend naar kunstvormen met een groot maatschappelijk bereik wijdde hij zich aan wandschilderkunst in openbare gebouwen. Daarop speelde het thema transport — spoorwegen, scheepvaart en luchtvaart — een grote rol.
Schilderijen
Peter Alma (1886-1969) bezocht tot 1906 de Haagse Academie van Beeldende Kunsten en tot 1914 de Académie Humbert in Parijs. Daar raakte hij bevriend met de schilders Piet Mondriaan en Fernand Léger, met wie hij deelnam aan de Salon des Indépendants. Alma leerde in Parijs de Noorse kunstenares Edle Saxlund kennen en trouwde met haar. Tijdens de Eerste Wereldoorlog woonden zij in het kunstenaarsdorp Laren, waar zich ook Bart van der Leck en Piet Mondriaan hadden gevestigd.
Sterk beïnvloed door Van der Leck, droeg Alma's werk bij aan het ontstaan van De Stijl. In 1918 viel Theo van Doesburg Alma en Van der Leck aan op hun gebruik van diagonalen. Ook had hij bezwaar tegen de mengeling van abstracte en figuratieve vormen in Alma's Zaag met goudvissenkom. Alma verweet Van Doesburg vervolgens een gebrek aan politiek engagement. Hij sloeg zelf een meer figuratieve en maatschappelijk betrokken richting in. Zijn doek Transport uit 1924 over goederenvervoer gaf een hoofdrol aan de ladende en lossende arbeiders.
Beeldstatistiek
Als kunstvorm met meer sociale relevantie ging Alma zich bezighouden met sociologische grafiek oftewel beeldstatistiek, een methode om abstracte gegevens inzichtelijk te maken met symbolen. Hij schreef er in 1930 over in het vormgeversblad Wendingen, waarvoor hij ook het omslag ontwierp.
Pioniers Gerd Arntz en Otto Neurath van de Wiener Methode der Bildstatistik (later Isotype) vroegen Alma mee te werken aan de oprichting van Isostat, het Russische instituut voor beeldstatistiek. Alma, die graag bijdroeg aan de verbreiding van het communisme, vertrok in 1932 via Wenen naar de Sovjet-Unie en verbleef een klein jaar in Moskou en Charkov.
Na zijn terugkeer begon Alma een eigen bureau voor beeldstatistiek. Hij kreeg opdrachten van de gemeente Amsterdam, de KLM, Fokker, de Rotterdamse haven en de AVRO. Thema's waren bijvoorbeeld 'Passagiers en goederenvervoer op Schiphol' en 'Het gebruik der telefoon in Amsterdam'. Alma begon een 'beeldbank' van symbolen om her te gebruiken, waaronder vervoersmiddelen. De versimpelde manier van afbeelden was van invloed op zijn latere wandschilderingen.
Wandschilderingen
Op zoek naar maatschappelijke toepassingen van kunst legde Peter Alma zich naast beeldstatistiek toe op monumentale kunst. De gemeente Amsterdam had als een van de eerste een budget voor kunst aan openbare gebouwen. In 1930 maakte Alma zijn eerste wandschildering in de openbare leeszaal van een woningbouwcomplex in Amsterdam-Zuid (verloren gegaan). Deze educatieve schildering over wereldculturen (Rassen der Aarde) diende ter emancipatie van de arbeidersbevolking.
Een jaar later volgde de wandschildering De handel en haar transportmiddelen in de Tweede Openbare Handelsschool (nu Berlage Lyceum). Alma deelde het 20 meter lange en 1 meter hoge fries op in 5 scènes. Op de middenwand zijn de moderne transportmiddelen te land, ter zee en in de lucht weergegeven. Links zien we het vervoer per spoor over een stalen brug, in het midden een moderne stad met een luchtschip en vliegtuigen, en rechts stoomschepen aan de kade. Op de zijwanden beeldde Alma het 'primitieve' sledevervoer door de poolstreken af en een karavaan door de woestijn.
Wanneer over de wandschildering als gemeenschapskunst gesproken wordt, dan veronderstellen we daarbij niet alleen een schoone versiering van het gebouw, maar tevens een inhoud, die verband houdt met het doel van het gebouw en de gemeenschap.
Welnu, de wandschildering is het meest op haar plaats in openbare gebouwen en instellingen met een sociaal doel, in verzamelplaatsen als concertgebouwen, schouwburgen, lokalen voor geneeskundige diensten, postkantoren, stations enz.
En ik geloof, dat hier voor den kunstenaar in de toekomst een belangrijke taak ligt, nl. één of meer aspecten van de sociale bestemming van zoo'n gebouw in beeld te brengen.
En wanneer hij zijn stof vertolkt in eenvoudige heldere taal, zonder te vervallen in een onwerkelijk litterair symbolisme, dan zal hij ... zonder concessies en opportunisme, tot het publiek kunnen spreken. Want de wandschildering moet tot het publiek spreken, zij moet het verheffen en verrijken.
Amstelstation
In 1939 kreeg Amsterdam-Oost een opvallend modern station ter vervanging van het (elders gelegen) Weesperpoortstation. Het lag aan de nieuwe verhoogde spoorbaan richting Utrecht en het ontwerp was van NS-architect H.G.J. Schelling. Op instigatie van de gemeente, die substantieel meebetaalde, besteedde Schelling veel aandacht aan de aansluiting op fiets, auto, tram en bus. Het doel was een 'geordend stelsel van verkeersmiddelen'.
Aan de kopse wanden van de hoge en lichte stationshal waren wandschilderingen gedacht. Hiervoor werd een besloten ontwerpwedstrijd gehouden onder 5 kunstenaars. In de jury zaten o.a. Heinrich Campendonk, hoogleraar Monumentale Kunst aan de Rijksacademie, en architect Schelling. De inzendingen moesten "in opwekkenden zin de gedachten aan het reizen en het verkeer verbinden," maar verder werden de kunstenaars vrij gelaten.
Het winnend ontwerp was van Peter Alma, getiteld De wereldomvattende beteekenis van het spoorwegwezen, en den technischen vooruitgang daarvan. De jury waardeerde de compositie, het kleurgebruik en de eenvoud van de voorstellingen, terwijl de andere inzendingen veel versleten symboliek bevatten. De uitvoering was geen kleinigheid: de twee wandvlakken waren 20 meter breed en 9 meter hoog. Alma moest dus op hoge steigers werken en zei daar zelf over dat hij gedurende een klein halfjaar "verticaal leefde". Hij werd geassisteerd door Jan Bons.
De oostelijke wand verbeeldt de ontwikkeling van de stoomlocomotief met in het midden een groep uitvinders en een globe met spoorlijnen. De westwand toont het resultaat van de technische ontwikkeling: de nieuwste stoom- en elektrische treinen met daarboven het gevleugelde wiel, symbool van de spoorwegen.
Alma beeldde links op de westwand eigentijdse stoomlocomotieven af. Het futuristisch ogende exemplaar lijkt wel een Amerikaanse dieselloc, maar is een Russische stoomlocomotief. De twee 'raampjes' voorop zijn luchtopeningen in het stroomlijn-omhulsel van locomotief IS 20-16. Het was de snelste Sovjet-stoomloc met een top van 180 km/uur. De locomotieven van deze IS-klasse waren genoemd naar Joseph Stalin (IS = JS). Alma bewonderde de technische en maatschappelijke 'vooruitgang' onder Stalin en geloofde berichten over zuiveringen niet.
Onderaan zijn de 'oude en nieuwe wereld' afgebeeld, oftewel oost en west. Links zien we de sphinx en piramides van Egypte, een pagode in Bangkok, een moskee in Constantinopel en Griekse tempels.
Aan de rechterzijde van de westelijke wandschildering is het stroomlijnmaterieel afgebeeld dat de nederlandse Spoorwegen in de jaren 30 lieten bouwen. Het eerste moderne treinstel was de Mat '34 met dieselelektrische aandrijving, waarvoor geen bovenleiding nodig was. Enkele jaren later volgde de volledig elektrische Mat '36. Alma heeft bewust of onbewust de zilvergrijze kleur van de dieselelektrische treinen (zonder stroomafnemers) omgewisseld met het groen van het elektrische treinstel (met afnemers).
Rechtsonder zien we de 'nieuwe wereld' met het Empire State Building, de Sint-Pieter in Rome, de Eiffeltoren en Notre-Dame, de Amsterdamse Beurs en Munttoren en de Domtoren van spoorweghoofdstad Utrecht.
Overige werken
Na zijn magnum opus in het Amstelstation gebruikte Alma het thema transport nog in enkele kleinere werken. Voor de Nederlandse informatiestand op de Leipziger Messe van 1940 maakte hij een soort collage over het handelsverkeer tussen Nederland en Leipzig sinds 1723: per koets, stoomtrein en elektrische trein (het afgebeelde treinstel reed echter niet op internationale verbindingen). Deze bijdrage aan de handelscontacten met Duitsland was opmerkelijk omdat Alma eerder deelnam aan het protest tegen de Olympische Spelen in Berlijn.
Kort na de bevrijding realiseerde Alma een wandschildering in het restaurant van de vertrekhal van Schiphol (verdwenen). Deze bestond uit een wereldbol, een groep passagiers, de luchthaven in vogelvlucht en vracht (bloemen, postzakken en pakketten). Het getekende ruitpatroon op de achtergrond van de scènes leek op de stalen mat die hij eerder in Leipzig gebruikte.
Bij het 50-jarig bestaan van de Steenkolen Handels Vereniging (SHV) in 1946 ontwierp Alma drie kleine vensters voor de Rotterdamse vestiging (later herplaatst in Utrecht). De ramen met als thema kolentransport per trein en schip vormen het enige glas-in-lood dat Alma ontwierp.
Tijdens de Wederopbouw bloeide de monumentale wandkunst in Nederland. In de jaren 50 maakte Peter Alma wandschilderingen voor de Universiteit van Amsterdam, het Postmuseum in Den Haag, het NINT en de PTT. Het thema transport kwam op deze werken niet meer voor; wel werd zijn tegeltableau voor het Marnixbad uit 1955 later herplaatst in het Amstelstation.