In de jaren 50 en 60 stond Italiaans design wereldwijd in de aandacht. Italië had zich aan de oorlog en armoede ontworsteld en beleefde een economische bloeiperiode. Het land ontwikkelde een imago van moderne elegantie waarin kunst, mode, industrie en zelfs film samenkwamen.
De Settebello, een innovatief vormgegeven elektrisch treinstel, was hét symbool van het nieuwe Italië. De harmonische combinatie van vorm en functie, de technische vernieuwingen, het stijlvolle interieur en het hoge serviceniveau wakkerden het optimisme van die periode aan. Er sprak hoop uit de grote luxe die, hoewel voorzien van een flink prijskaartje, uiteindelijk voor iedereen bereikbaar kon worden.
door Arjan den Boer
Voortbouwend op de vooroorlogse ETR 200 — het elektrische treinstel dat in 1939 een snelheidsrecord van 203 km/u vestigde — ontwikkelde treinfabrikant Breda tussen 1947 en 1952 de ETR 300. Deze kreeg een aerodynamische vormgeving, een topsnelheid van 160 km/u en 190 zitplaatsen.
Het was de bedoeling dat de Italiaanse Staatsspoorwegen (FS) tientallen van deze treinstellen zouden afnemen, maar wegens de hoge kosten bleef het eindelijk bij drie stuks. Toch was de Settebello, zoals de trein al snel door iedereen genoemd werd, decennialang het vlaggeschip van de Italiaanse spoorwegen.
Het treinstel had een vaste samenstelling van 7 bakken, inclusief de twee motorwagens aan beide uiteindes. Al tijdens de ontwikkeling, omgeven door bedrijfsgeheim, ontstond de bijnaam Settebello, genoemd naar de Gelukkige Zeven, een kaart met diamanten in het kaartspel Scopa.
De eerste Settebello ging eind 1952 rijden tussen Milaan en Napels. Bij ingebruikname van het tweede treinstel in 1953 werd de route ingekort tot Milaan-Rome. De reisduur over 632 km bedroeg ruim zes uur. Er waren tussenstops in Florence en Bologna en — alleen in noordelijke richting — Piacenza.
De Settebello had uitsluitend eersteklas zitplaatsen. Reserveren was verplicht en men betaalde een toeslag van bijna 100% op reguliere vervoersbewijzen. De trein bood vele moderne voorzieningen zoals een boordkiosk, garderobe, bar, restaurant, telefooncel(!), radio en airconditioning.
Bijna even kenmerkend als de observatiesalons zelf werden de gordijntjes die op markiezen leken. Ze zijn nog niet te zien op de oudste foto's en werden dus later aangebracht tegen overdadig zonlicht. Ze voegden een huiselijk element toe aan het high-tech design.
Kenmerkend voor de Settebello was de hoge, bolle neus op de uiteindes van de beide motorwagens. Het ontwerp was geïnspireerd op de eerste passagiersvliegtuigen met straalmotoren. De machinist zat in een verhoogde, iets naar achter gelegen cabine — een soort cockpit.
Door de panoramische ramen ontstonden observatiesalons waar passagiers van vrij zicht op de rails konden genieten. Er stonden 11 luxueuze zetels, in tegenstelling tot de andere zitplaatsen niet te reserveren, dus afwisselend beschikbaar voor alle passagiers. Vanuit het barrijtuig werden er drankjes geserveerd.
De Settebello had niet alleen een aerodynamische vormgeving en een opvallend kleurenschema, maar ook een stijlvol interieur dat werd gezien als summum van het goede moderne leven. Het werd al in 1949 ontworpen door de architect Giulio Minoletti in opdracht van fabrikant Breda.
Echte designiconen werden Minoletti's sculpturale stoelen, zowel de fauteuils in de salonrijtuigen en de zetels in de observatiesalons als de stoelen in het restauratierijtuig. Die laatste, biomorfe frames van gelakt staal met een chique bekleding van rood kunstleer, zijn inmiddels een collector's item.
In 1931 afgestuurd als architect, sloeg Minoletti een brug tussen het modernisme van het Interbellum en het naoorlogse Italiaanse design. Zijn werk was tussen 1930 en 1957 telkens weer te zien op de toonaangevende Triennale van Milaan. Collega Giò Ponti noemde hem het toonbeeld van Italiaanse veelzijdigheid.
Pas in 1959 werd het derde treinstel in gebruik genomen, de ETR 303. De bijnaam Settebello was inmiddels officieel en werd met een afbeelding van een kaartspel op de koprijtuigen aangebracht.
Bij de ingebruikname werd in het nieuwe treinstel een modeshow gehouden door zeven mannequins (sette bello — zeven schonen). Restauratie- en barrijtuig dienden als catwalk.
Het blad van de spoorwegen was nogal onder de indruk van Maria (2x), Margaret, Molly, Fay, Paulette en Christine. De verslaggever noemde de trein een 'monster' dat — als in een sprookje — een knappe prins werd door een romantische wals te dansen met Hare Majesteit de Mode.
De Settebello was een boegbeeld van Italiaans design. Dat gold ook voor auto's als de Fiat 500 en de Alfa Romeo Giulietta. Ze werden dan ook vaak samen gefotografeerd.
In 1961 organiseerde het tijdschrift Quattroruote een race tussen de Settebello en een Alfa Romeo Giulietta Spider. Ondanks een lekke band en het inslaan van een verkeerde weg reed de auto in 5 uur en 59 minuten van Milaan naar Rome, 38 minuten sneller dan de trein.
De Settebello trok internationaal de aandacht, ook in de VS. In april 1964 publiceerde The New Yorker een reisverslag. Hieruit blijken enkele interessante feiten, zoals de prijs van een enkele reis: 14.000 lire, ongeveer $ 23. Alle 160 plaatsen waren vrijwel altijd bezet. De passagiers waren vooral zakenlieden, Amerikaanse toeristen en enkele geestelijken.
In de hooggelegen cabine vertelde de machinist dat hij maximaal 150 km/u reed — een veiligheidsmarge van 10 km/u — maar tussen Rome en Florence vanwege de vele bochten veel langzamer.
Het blad van de Italiaanse Spoorwegen drukte trots een vertaling van het artikel af onder de titel Un Americano sul Settebello.
Op weg naar onze coupé merkten we op dat het interieur van de trein, net als de buitenkant, ontworpen is in een heldere stijl die aan de luchtvaart is ontleend. De deuren en wanden tussen gangen en compartimenten zijn van vloer tot plafond van glas, waardoor de passagiers aan beide kanten van het uitzicht kunnen genieten.
De compartimenten van de Settebello hebben blauwe muren en meubels, grijze vloerbedekking, tl-verlichting en wandkasten met openslaande deuren voor de bagage. Elk compartiment biedt ruimte aan tien passagiers — drie op zitbanken aan weerszijden en vier op individuele fauteuils in het midden.
John Bainbridge
In het restauratierijtuig, met lichtgele muren, een wit plafond en stevige wiebelbestendige stoelen, passen 52 passagiers. Ze worden bediend door drie obers met de lichaamsbouw van halfbacks, wier gecoördineerde inspanningen een oefening in snelheid, gratie en behendigheid vormen.
Voor de lunch die dag beval chefkok Vitobelli, wiens naam boven het menu stond, prosciutto, capricciosalade, risotto met champignons, kalfsvlees in witte wijn, courgette, kaas, vers fruit en espresso aan. We besloten zijn suggestie te volgen. Hij adviseerde ook een Italiaanse rode wijn uit 1959, die zeer aangenaam bleek.
The New Yorker, 18 april 1964
In 1970 werden de motoren van de Settebello-treinstellen vervangen door krachtiger exemplaren; de topsnelheid nam toe van 160 tot 200 km/u. Op sommigen delen van het traject kon echter nog maar 110 km/u gereden worden.
Begin jaren 70 werd het Trans Europ Express-netwerk — oorsponkelijk bedoeld voor internationale dagtreinen — opengesteld voor luxe en snelle binnenlandse verbindingen. De Settebello werd in 1974 geclassificeerd als TEE-trein.
Met de opening van een nieuwe, snelle spoorlijn tussen Rome en Florence in 1977 nam de reistijd van de Settebello van Rome naar Milaan verder af tot 5 uur en 20 minuten.
In 1984 werd de Settebello vervangen door de TEE Colosseo. De ETR 300-treinstellen bleven tot 1992 in dienst als 'gewone' sneltreinen op diverse trajecten. Ondertussen had de kantelbaktrein Pendolino de rol als modern boegbeeld van de Italiaanse spoorwegen overgenomen. Deze had een topsnelheid van 250 km/u.
In 1998 werden twee van de drie Settebello-treinstellen gesloopt. Eén koprijtuig bleef — zonder motor — bewaard en werd in 2005 voor de Dom in Milaan tentoongesteld als icoon van Italiaans design. De ETR 302 bleef als enige geheel bewaard maar is inmiddels niet meer rijvaardig.
De ETR 302 werd begin jaren 90 gerestaureerd en voor speciale ritten gebruikt. In 2007 werd de trein van z'n aandrijving ontdaan ten behoeve van onderdelen voor het verwante treinstel ETR 252 'Arlecchino'. Deze heeft eendezelfde ronde neus met observatiesalon als de Settebello maar bestaat slechts uit 4 bakken. Hoewel dit treinstel een goed beeld geeft van de Settebello is het jammer dat het echte exemplaar feitelijk verloren is gegaan.
Settebello, een Italiaanse designtrein uit de jaren 50
John Bainbridge, Our Man on the Settebello, in: The New Yorker, April 18, 1964
Albert Ciambricco, Sette belle sul Settebello, in: Voci della Rotaia, 1959
Thierry Favre, Le train s'affiche, 2006
Clive Lamming, Le chemin de fer Italien. Inventeur de la grande vitesse, 2006
Wikipedia: