retours
maart 2014
Tijdens de tweede helft van de Wederopbouw, toen de oorlogsschade was hersteld, kwam er ruimte voor vernieuwing en experiment in architectuur en kunst. Dit sloot aan bij de moderne uitstraling waarnaar de Nederlandse Spoorwegen streefden.
De jonge spoorwegarchitect Koen van der Gaast introduceerde een nieuw soort stations met expressieve vormen en eigentijds materiaalgebruik.
In de stations van de wederopbouw was een belangrijke rol weggelegd voor monumentale kunst: grootse kunstwerken die onlosmakelijk met de architectuur verbonden waren. Reliëfs, ramen en mozaïeken verbeeldden komende en gaande reizigers.
door Arjan den Boer
Monumentale kunst aan openbare gebouwen beleefde tijdens de Wederopbouw een bloeiperiode door overheidsopdrachten en percentageregelingen. Wandschilderingen, glaskunstwerken en reliëfs verschenen aan scholen, stations en stadhuizen.
Koen van der Gaast studeerde in 1949 af in Delft en trad kort daarna in dienst bij het Bouwbureau van de NS. Al in 1953 nam hij daar de leiding over van de stationsarchitecten Schelling en Van Ravesteyn.
Aanvankelijk hield zijn werk het midden tussen dat van z'n rivaliserende voorgangers. Hij combineerde het functionalisme van Schelling met enkele sierlijke rondingen à la Van Ravesteyn.
Kunstenaars konden experimenteren met nieuwe technieken en materialen, maar de voorstelling moest voor iedereen begrijpelijk zijn en bijdragen aan het gemeenschapsgevoel. Rond 1960 ontstond er ruimte voor meer abstracte kunst.
Van der Gaast ontwikkelde een expressieve modernistische stijl, uiteindelijk resulterend in een nieuw soort open stations zonder voorgevel.
Van der Gaast was wars van de beeldencolonnades van Van Ravesteyn. Wel ruimde hij op strategische plekken ruimte in voor monumentale kunst. Hij gaf daarbij de voorkeur aan grote vlakken en gladde materialen. Thematisch sloten de kunstwerken aan bij het station als doorgangsruimte voor komende en gaande reizigers.
Van der Gaast ontwierp enkele stations met J.H. Baas als meewerkend architect. Baas assisteerde eerder Van Ravesteyn en was ook ad-hoc kunstenaar. Hij ontwierp de sculpturen van Rotterdam CS — bekend als 'de speculaasjes' — toen bleek dat de beoogde Henry Moore te duur was.
Het vooraanzicht van het station met z'n brede glazen pui en iets gebogen dak deed velen denken aan een Philips-radiotoestel. Op een brede vide achter de pui bood het restaurant uitzicht op de stad.
Van der Gaasts eerste grote station was dat van Eindhoven, onderdeel van een totaalplan voor het in 1944 gebombardeerde centrum. Het voldeed aan de nieuwe NS-visie: het station als doorgangsruimte in plaats van verblijfsruimte. Het ruime voorplein aan een doorgaande weg maakte overstappen op auto en bus eenvoudig.
Een open en uitnodigende glazen voorpui benadrukte de dynamische opzet, terwijl de zijkanten van gele baksteen gesloten waren.
In de ruime stationshal waren alle voorzieningen overzichtelijk samengebracht. De noordwand leidde als vanzelf naar de reizigerstunnel, gemarkeerd door het kleurrijke raam erboven.
Bij de ingang legde een stenen reliëf de link tussen treinreizen en de levensreis met een citaat van A. Roland Holst. Het kunstwerk werd aangeboden door de Eindhovense industriëlen. Beeldhouwer Willy Mignot was zelf afkomstig uit een lokale fabrikantenfamilie.
Lex Horn voorzag de Eindhovense stationshal van glaskunst. Het grote raam boven de onderdoorgang vormt in dertig panelen een beeldverhaal over typisch Nederlandse bedrijvigheid, zoals scheepvaart, veeteelt en dijkenbouw. Ook maakte Horn drie kleinere ronde vensters. Ze tonen trekvogels als symbool van reislust.
Volgens Horn vroeg de moderne architectuur om een nieuwe benadering van de glaskunst, gebruikmakend van grote oppervlaktes en de transparantie van glas. Hij paste als eerste de techniek van het glasappliqué toe, waarbij stukken gekleurd glas op blank glas werden gelijmd zonder loden contouren. Zijn expressieve kleurgebruik deed denken aan de tijdgenoten van Cobra.
De stationshal van Venlo leek op die van Eindhoven, maar was nog uitnodigender door de grote glazen voorpui en verder uitstekende luifel. Als grensstation moest het een visitekaartje worden voor Nederland en een blikvanger voor de stad. Vanwege de afstand tot de bebouwing situeerde Van der Gaast het station op het niveau van de verhoogde spoorbaan. Een breed bordes met trappen gaf toegang tot het daardoor hoger lijkende station.
De stationsrestauratie vormde oorspronkelijk één geheel met de ruime stationshal, daarvan slechts gescheiden door een glazen wand. Door latere toevoegingen raakte de hal enigszins dichtgeslibd.
Golvende banden groen en okerkleurig glas op de grote pui moesten het koele frontale daglicht compenseren.
De stationshal kreeg een metalen wandkunstwerk door Jac Schrage (1924) dat spoorwegwerkers uitbeeldde. Bovenop het bordes kwam een stenen beeldengroep van Piet Killaars, getiteld 'De Reizigers'.
Van der Gaast introduceerde in Almelo een nieuw concept: een expressieve overkapping die zowel het ontvangstgebouw als de voorrijruimte overdekte. Brede stalen dakdelen rustten op een enorme dwarsbalk, ondersteund door V-vormige kolommen. Het station werd een doorgangsruimte om comfortabel op andere vervoermiddelen over te stappen.
Vanaf straat waren zowel de loketten als de treinen zichtbaar. Het station — meer een constructie dan een gebouw — vormde geen obstakel tussen stad en spoor. Vorm en materialen droegen bij aan het moderne NS-imago.
Almelo kreeg, net als de andere grote stations van Van der Gaast, een klokkentoren annex schoorsteen als verticaal element.
Boven de ingang bevindt zich een sculptuur van gegoten aluminium. Het zou een abstracte weergave zijn van de plaatsnaam Almelo, als geschreven in een onleesbaar hoekig handschrift.
Het is ontworpen door J.H. Baas, de co-architect van het station die eerder sculpturen maakte voor Rotterdam CS.
Een sprankelend blauw-groen glaskunstwerk markeert in Almelo de ingang van de tunnel naar de perrons. Graficus en glaskunstenaar Willem Heesen gaf het de titel Het vertrek. De compositie, opgebouwd uit driehoekige vormen, stelt vertrekkende reizigers voor en ten afscheid zwaaiende achterblijvers. Tussen de scherpe hoeken vallen twee cirkels met geabstraheerde gezichten op.
Heesen gebruikte een variant van de glasappliqué-techniek: glasfusing, waarbij de glasstukken niet gelijmd werden maar in de oven aan elkaar gesmolten met pigment tussen de glaslagen. Het dynamische raam past goed bij het luchtige en transparante station met z'n V-vormige kolommen.
De bouwstijl van Van der Gaast werd steeds expressiever en bijna futuristisch. Station Tilburg wordt als zijn meesterwerk beschouwd. Hier voerde hij het 'parapluconcept' volledig door: een grootse overkapping als samenbindend element over bebouwing, perrons en een deel van het stationsplein.
De overkapping van 50 bij 150 meter bestaat uit twaalf gekromde schaaldaken die samen een golvend geheel vormen. Door zo min mogelijk steunpunten te gebruiken — vier betonnen jukken en zes stalen pylonen — lijkt het dak wel te zweven. De vernieuwende constructie werd getest in een windtunnel.
Station Tilburg hééft geen overkapping, maar ís een overkapping.
De NS moest begin jaren '60 bezuinigen vanwege de toenemende concurrentie van auto's. Toch kon in Tilburg een groots station worden gebouwd doordat de gemeente meebetaalde. De burgemeester wilde een 'station van donder en geweld'.
De Bredase kunstenaar Piet Buys voorzag de stationsentree van negen glasmozaïeken. Ze passen perfect bij de architectuur; toch kwam de opdracht toevallig tot stand. Van der Gaast bezocht in 1965 een expositie tegenover het in aanbouw zijnde station. Daar sprak Buys' werk de architect klaarblijkelijk aan.
In blauwe glasblokjes met rode accenten gaf Buys op cartooneske wijze aankomende en vertrekkende reizigers weer. Zijdelings gezien gaan mozaïek en passanten naadloos in elkaar over. De diagonalen van de compositie suggereren beweging — net als bij het gebouw zelf, waarvan de overkapping als een tentdak lijkt te wapperen door de turbulentie van de treinen.
Zo'n tien jaar na Tilburg ontwierp Van der Gaast de nieuwe stations Utrecht CS en Den Haag CS met bijbehorende kantoortorens. Het verschil met de transparante stations uit de jaren '60 was groot. Ze bestonden voornamelijk uit ruwe geprefabriceerde betonelementen. Deze grootschalige bouwstijl met zichtbaar gelaten constructies wordt brutalisme genoemd.
Uitgangspunten waren optimaal gebruik van grond voor kantoren en winkels en maximale integratie van openbaar en particulier vervoer. Het scheppen van een uitnodigende omgeving voor komende en gaande reizigers had geen prioriteit meer. Monumentale kunst was op deze stations ver te zoeken.
In 1983 stopte Van der Gaast om gezondheidsredenen met werken. Enkele van z'n ontwerpen voor kleinere stations werden nog uitgevoerd.
Van de Gaast is ook actief geweest op het gebied van design. Hij was voorzitter van een internationale commissie voor bewegwijzering en pictogrammen. Ook initieerde hij mede de nieuwe huisstijl van de NS in 1968.
In de jaren tachtig vond Van der Gaasts paraplu-concept weer navolging in Almere, Lelystad en Amsterdam Sloterdijk.
In 2013 werden de stations van Almelo en Tilburg voorgedragen als nieuwe Rijksmonumenten. Het station Eindhoven heeft al sinds 2009 die status.
Monumentale kunst in stations van K. van der Gaast, 1955-1965
Met dank aan:
Spoorbeeld voor opdracht essay Glaskunst in stations
Museum voor vlakglas- en emaillekunst Ravenstein
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Verwante aflevering:
TEE-design
Arjan den Boer en Jan Klink, Glaskunst in Nederlandse stations, Spoorbeeld Utrecht 2014
ir. C. Douma, Stationsarchitectuur in Nederland 1938-1998, Zutphen 1998
Dorine van Hoogstraten en Ben de Vries, Opbouw en optimisme. Monumenten van de wederopbouw in Nederland 1940-1965, Rotterdam 2013
Trudy van den Hurk-van Haagen, K. van der Gaast (1923-1993). Transparantie en onverhulde constructies, Rotterdam 2004
Victor M. Lansink, Spoorwegstations. Categoriaal onderzoek wederopbouw 1940-1965, Zeist 2004
W. van Leeuwen en H. Romers, Een spoor van verbeelding. 150 jaar monumentale kunst en decoratie aan Nederlandse stationsgebouwen, Zutphen 1988
Simone Vermaat (redactie), Experiment in opdracht. Kunst van de wederopbouw in Nederland 1940-1965, Rotterdam 2013
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: Beeldbank
NAi/BONAS: Ir. Gaast, Koenraad G. van der
stationsinfo.nl: Venlo
Architectuur in Rotterdam: Leve de speculaasjes!
Wikipedia: Koen van der Gaast