Train your car
Affiches voor autoslaaptreinen rond 1960
Eind jaren 50 zochten de West-Europese spoorwegmaatschappijen een antwoord op het succes van de auto en het toenemende toerisme. Ze introduceerden autoslaaptreinen, waarin toeristen hun auto konden meenemen naar hun vakantiebestemming. Reizigers konden ontspannen in de slaap- en restauratierijtuigen terwijl de spoorwegen het zware werk deden.
Affiches voor de autoslaaptreinen — die alleen 's zomers reden — benadrukten dat de vakantie direct kon beginnen, ondersteund met woordspelingen en beeldgrapjes zoals een auto in de handbagage. Hoewel de kosten hoog waren sloegen de autoslaaptreinen aan. De teruggang kwam toen auto's en snelwegen beter werden en vliegreizen goedkoper.
Verenigd Koninkrijk
British Railways begon in 1955 met een autoslaaptrein. Als eerste ging The Car-Sleeper Limited rijden tussen Londen en Perth in Schotland, gevolgd door de Highland Car Sleeper van York naar Inverness en de West Country Car Sleeper tussen Newcastle en Exeter. Sinds 1958 was er ook een 'buitenlandse' verbinding: de Continental Car Sleeper Service van Manchester naar Dover met aansluiting op de autoferry naar het Franse Boulogne. Later reed deze trein vanuit Glasgow naar Newhaven voor de ferry naar Dieppe.
In 1966 kregen de Britse Car Sleepers een nieuwe merknaam: Motorail. Dit gebeurde bij de opening van de autotrein-terminal Kensington Olympia met drie overdekte laadperrons. De eerder provisorisch aangepaste Londense stations King's Cross, Marylebone en Holloway konden de groei van het autotreinverkeer niet aan. Ook werd in 1966 een nieuw type wagon in gebruik genomen: de open dubbeldeks Cartic, bijgenaamd 'carflats'. Tot die tijd gebruikten de Britse spoorwegen gesloten wagons waar de auto's achteraan inreden.
Begin uw vakantie in 1961, net als duizenden andere zorgeloze automobilisten, bij een treinstation. Kies voor de vrije baan — de spoorbaan. Klim in een couchette en arriveer de volgende morgen fris als een hoentje op uw bestemming om uw auto op te halen.
Er zijn drie soorten diensten voor autotransport van British Railways. Met de Car-Sleeper en Car-Carrier reizen passagiers en auto met dezelfde trein. Met de Car-Tourist service worden zij afzonderlijk vervoerd, de auto 's nachts en de passagiers naar keuze.
Advertenties en affiches van British Railways wezen op de ontspannen manier van reizen, met het gemak van een auto op de reisbestemming. Gebruikte slagons waren 'Let British Railways do the long hard drive', 'Take you car off the road' en 'The relaxing way to start your motoring holiday'. Een advertentie rekende het brandstofverbruik voor: 565 Miles per gallon (1 liter op 240 kilometer)!
België
Als een van de eerste op het Europese vasteland begonnen de Belgische spoorwegen een autoslaaptrein. Deze reed vanaf 30 juni 1956 van Oostende naar München. De verbinding werd vooral benut door Britse automobilisten die met de ferry uit Dover kwamen. Station Oostende-Kaai kreeg hiervoor een laadhelling. Daarnaast konden ook in Schaarbeek (Brussel) auto's worden ingeladen. Het eerste seizoen reisden er 438 auto's mee, in 1963 waren het er al 1.635.
De treinen waren samengesteld uit diverse zit- en ligrijtuigen, één slaaprijtuig van Wagons-Lits en tien 'garage-wagens'. Dit waren verbouwde 2-assige gesloten goederenwagens, uitgerust met geleiderails en opklapbare overgangen tussen de wagons.
In de meertalige communicatie gebruikten de Belgische spoorwegen de namen Auto Nachtexpress, Car Sleeper Express, en Auto-couchette Express. Rond 1960 volgden nieuwe verbindingen met o.a. Milaan, Brig en Avignon, de laatste ook vanaf station Luik-Bressoux.
De affiches voor autotreinen laten goed de ontwikkeling zien van de Belgische spoorwegreclame in de jaren zestig. Capouillard (Gaston Bogaert, 1918-2008) ontwierp in 1960 nog traditioneel, zij het met een knipoog. Het affiche van Paul Funken (1932) uit 1964 was al veel strakker en dat van André Pasture (1928-2006) enkele jaren later haast minimalistisch. De affiches maken ook zichtbaar dat de gesloten goederenwagons werden vervangen door open dubbeldekkers.
Duitsland
Afgezien van de trein uit Oostende naar München vertrok op 25 juni 1956 de eerste Duitse autoslaaptrein van Hamburg naar Chiasso aan de Zwitsers-Italiaanse grens. Deze trein heette Komet en de dienst werd 'Auto im Reisezug' (ARZ) genoemd. In het eerste seizoen werden 930 auto's vervoerd. Door het Wirtschaftswunder konden steeds meer Duitsers zich een auto en een zonvakantie veroorloven, waardoor het aantal vervoerde auto's toenam tot 80.000 in 1969. Er waren inmiddels ook autotreinen naar Avignon, Milaan en Verona.
In 1956 waren voor de autotreinen speciale gesloten goederenwagons gebouwd, Doppelstockwagen für den Gepäck- und Autotransport. Twee verdiepingen boden plaats aan acht personenauto's: vijf boven en drie beneden. Ze werden via een draaibare hefbrug zijdelings vanaf het perron geladen. Vanaf 1961 gebruikte de Deutsche Bundesbahn nieuwe dubbeldeks open transportwagons, onderling verbonden met opklapbare overgangen zodat het inrijden van achteruit kon plaatsvinden. Tijdens de oliecrisis van 1973 werd met 185.000 vervoerde auto's het hoogtepunt bereikt, dat tevens een keerpunt vormde.
Affiches voor de 'Auto im Reisezug', voor de Duitse spoorwegen gemaakt door o.a. Hans Schmandt (1920-1993), gaven de auto letterlijk weer als bagage in een koffer, of in een jaszak gestoken. De passagiers zaten ontspannen de krant te lezen of lagen te slapen terwijl de trein voortraasde.
Frankrijk
De eerste Franse autoslaaptrein reed op 31 mei 1957 tussen Boulogne en Lyon. De Train Auto-Couchettes (TAC) was een samenwerking tussen de SNCF en Wagons-Lits, die voor de slaap- en restauratierijtuigen zorgde. Het eerste seizoen werden er 6.000 auto's vervoerd. Het aantal verbindingen groeide snel, van twee in 1959 tot twaalf in 1962. Vanuit Parijs vertrokken autotreinen naar o.a. Avignon, Grenoble, Narbonne, Nice en Toulon. Behalve binnenlandse treinen arriveerden in Avignon-Fontcouverte auto's uit Hamburg, Amsterdam en Brussel.
De Franse spoorwegen gebruikten dubbeldeks open wagons STVA van de Société de Transports de Véhicules Automobiles. Dit dochterbedrijf van de SNCF verzorgde de distributie van nieuwe auto's vanaf fabrieken. Voor auto's van Britse toeristen was er, behalve de ferry naar Boulogne of Calais, rond 1960 ook een vliegverbinding! Bristol-vrachtvliegtuigen brachten de auto's van Lydd (Kent) naar Etaples-Le Touquet, waar ze konden 'overstappen' op de autoslaaptreinen naar Avignon en Narbonne.
Franse affiches voor autoslaaptreinen hadden verschillende thema's. De (marine-)schilder Albert Brenet (1903-2005) benadrukte het hoge serviceniveau door overvloedig personeel af te beelden op het perron rond de autoslaaptrein. Bernard Villemot (1911-1989), die vooral product-affiches ontwierp, gaf de auto letterlijk als handbagage weer. Guy Georget (1911-1992), die zijn stijl telkens wist aan te passen aan de tijdgeest, verbeeldde de vrijheid die de autotrein bood.
Dag of nacht, in de trein kunt u altijd vrij bewegen. U reist volkomen ontspannen, uw enige zorg is te bedenken wat u morgen zult gaan doen. Terwijl u comfortabel ligt te slapen laat u zich rijden. U slaapt samen met uw gezin, net als thuis. U droomt van een reis zonder files, zonder regen, zonder ijs — uw vakantie is al begonnen. En de volgende ochtend, na het douchen en ontbijt, vindt u zichzelf terug achter het stuur. Met een helder hoofd kunt u direct met uw activiteiten beginnen of legt u de laatste kilometers naar uw bestemming af.
Of u nu naar de kust, de bergen of het platteland gaat, u verspilt geen moment van uw vakantie als u 's nachts reist met de autoslaaptrein. Geen lange drukke wegen meer in de zomer; geen gladheid of mist in de winter. U reist terwijl u slaapt en ontbijt. Na het de laatste etappe in uw eigen auto komt u vol energie aan, klaar om vakantie te vieren, te genieten van zon en zee of de ski's onder te binnen. 's Avonds arriveren uw vrienden, die helemaal met de auto zijn gekomen, vermoeid.
Nederland
De Nederlandse Spoorwegen begonnen als een van de laatste West-Europese spoorwegmaatschappijen met autoslaaptreinen. Op 30 juni 1960 vertrok de eerste uit Amsterdam naar het Franse Avignon. Deze verbinding werd in 1966 'doorgetrokken' naar Narbonne en St-Raphael. Ondertussen reden er ook autotreinen uit Amsterdam naar Oostenrijk (Salzburg en Villach) en Italië (Milaan). Opmerkelijk was de autotreinverbinding met Poznan in Polen eind jaren zestig. In 1970 werd de 100.000e auto vervoerd van Amsterdam naar Narbonne.
De autoslaaptreinen vertrokken aanvankelijk vanaf station Amsterdam Amstel. De auto's reden door een zij-ingang het station in en bereikten via de tunnel onder de sporen en een hellingbaan het perron. Ze konden op een kopspoor aan de achterzijde of via een zijtoegang aan het perron de wagons in rijden. In 1963 kreeg ook station Hoek van Holland Haven een laadvoorziening. Vanaf 1972 was station 's-Hertogenbosch het enige Nederlandse vertrekpunt voor autoslaaptreinen.
De affiches door de vaste NS-ontwerpers Jan Rodrigo (1921-2013) en Jan de Haan (1917-1975) benadrukten met hun blauwe achtergrondkleur het reizen door de nacht, danwel de zonnige bestemmingen. Veel van de in contour afgebeelde auto's zijn typisch Nederlandse Dafjes, hoewel vanwege de hoge reiskosten vooral eigenaars van wat duurdere auto's met de autoslaaptrein reisden.