mei 2015
retours
Momenteel wordt in Milaan de Expo 2015 gehouden, de 34e universele wereldtentoonstelling. In 1906 was er ook een wereldexpo in Milaan, toen met als thema transport. Het was de grootste spoorwegexpositie van de eerste helft van de 20e eeuw. Op 9 kilometer spoorlijn in de diverse paviljoens stonden "reusachtige locomotieven en prachtig-ingerichte slaap- en salonwagens", aldus een bezoeker.
Aanleiding voor de international expositie van 1906 vormde de opening van de Simplontunnel, de langste spoortunnel ter wereld — een technisch hoogstandje waaraan bijna 8 jaar was gewerkt. Milaan werd door de Simplon Express met de wereldsteden Parijs en Londen verbonden.
door Arjan den Boer
De aanleg van een tunnel onder de Simplonpas — een berucht obstakel tussen noord en zuid — begon in 1898. Het tracé tussen het Zwitserse Brig en het Italiaanse Iselle was zo gekozen dat de grens precies in het midden kwam. In 1903 nam de SBB het project over van de private Jura-Simplon-Bahn.
In mei 1906 openden de Italiaanse koning Victor Emanuel III en de Zwitserse bondspresident Forrer de Simplontunnel. Direct daarna werd de tunnel geëlektrificeerd met draaistroom. In 1921 kwam een tweede tunnelbuis gereed. Tot 1982 was de Simplontunnel met 19,8 kilometer de langste spoortunnel ter wereld.
In juli 1906 ging de Simplon Express van start, een internationale luxetrein tussen Parijs en Milaan. Er waren ook slaaprijtuigen vanaf Calais voor reizigers uit Londen. Nog voor WO I werd de route verlengd naar Venetië en Triëst. In 1919 ging de trein op in de legendarische Simplon Orient-Express naar Istanbul.
De internationale ontsluiting van Milaan door de Simplontunnel vormde de aanleiding voor de eerste Wereldtentoonstelling in Italië. Het hoofdthema was transport — spoorwegen, scheepvaart, automobielen, luchtschepen — maar ook kunst(nijverheid), landbouw, arbeid, telecommunicatie en hygiëne kwamen aan bod.
De expo vond plaats op twee locaties in Milaan: in het Parco Sempione (Simplonpark) en het Piazza d'Armi (exercitieterrein), verbonden door een speciaal elektrisch spoorlijntje. Er deden 40 landen mee, er verrezen 225 paviljoens en er kwamen 5 à 10 miljoen bezoekers. De expo kostte 12 miljoen lire (50 miljoen euro).
Leopoldo Metlicovitz, pioneer van het Italiaanse grafisch design, ontwierp het expo-affiche in een mengeling van symbolisme en Stile Liberty, de Italiaanse Art Nouveau. Mercurius, god van handel en reizigers, zit samen met Urania, muze van de wetenschap, voorop een locomotief die de Simplontunnel uitrijdt. Hun schouderpartijen zijn Michelangelo-esk.
Bezoekers gingen de expo binnen door de Simplontunnel — althans een representatie daarvan door architect Sebastiano Locati. Het entreegebouw had twee tunnelopeningen. De Simplontunnel bestond in 1906 nog maar uit één buis, maar de tweede was al gepland en de Italiaanse zijde had al een dubbele opening.
Tussen de openingen verbeeldde een beeldengroep van Enrico Butti de tunnelarbeid. Duizenden Italianen hadden jarenlang aan de Simplontunnel gewerkt onder zware omstandigheden, van wie er 69 omkwamen. Binnen werd de tunnelmetafoor overtuigend voortgezet, zo blijkt uit een bezoekersverslag.
"De illusie is volkomen. Men schuift het zwarte gordijn even op zij en treedt de onbekende duisternis in; in de verte gloeien kleine lichtjes tegen den van kristallen glinsterenden rotswand; bij hun zwak schijnsel ziet men op den bodem de vage evenwijdige lijnen van de rails. Men hoort het gekletter van water en het snorren en stampen van machines.
Door nauwe zijgangen, waarin men de scherven van rotsblokken onder de voeten hoort kraken, komt men in den tweeden tunnel. Uit den rotswand springt hier met geweldige kracht het heldere water van den bergstroom dat bruisend en schuimspattend zich neerstort temidden van de rotsblokken, juist zooals men dat in het hooggebergte ziet."
verslag Ph. J. Ketner, 1906
"Langs de achterzijde van het terrein liggen drie grote gebouwen die samen één reuzenstation vormen met uitgestrekte overkappingen." Zo kenschetste een bezoeker de spoorwegexpo, door de link met de Simplon een belangrijk onderdeel van de Wereldexpo. Het spoorweggedeelte besloeg 9 hectare.
Er waren twee gezamenlijke paviljoens — ontworpen door architect Bongi — voor o.a. de Italiaanse, Franse en Hongaarse spoorwegen. Beide bevatten 7 sporen en waren open aan de zijkanten. Buiten werden seinen en installaties gedemonstreerd. Enkele andere landen hadden eigen spoorwegpaviljoens.
Er was speciale aandacht voor het vervoer van zieken en gewonden. De Pruisische Staatsspoorwegen toonden een 3e klas rijtuig dat in een ziekenrijtuig kon worden getransformeerd. De Hongaarse spoorwegen hadden een zeer ruim ziekenrijtuig voor één (belangrijk) persoon met aparte vertrekken voor verzorgend personeel.
De zuidoostelijke entree, de meest imposante van de spoorpaviljoens, was voor de Italiaanse spoorwegen. Die waren in 1905 genationaliseerd als Ferrovie dello Stato (FS). De expo was een goede gelegenheid om te laten zien wat er bereikt was en wat de toekomstplannen waren, zoals elektrificatie.
Buiten het paviljoen demonstreerden de Italiaanse spoorwegen een spectaculaire machine om rails te leggen. Ook waren daar "zeer interessante nieuwe uitvindingen op het gebied van seinwezen en veiligheidsinrichtingen in werking te aanschouwen", aldus onze expobezoeker.
De FS toonde een bijzondere tenderlocomotief, bedoeld om achteruit te rijden, waarbij een opvallende cabine de bestuurder vrij zicht naar 'voren' gaf. Een eerste versie hiervan had op de expo van 1900 in Parijs veel bekijks getrokken. Fabrikant Ernesto Breda maakte in 1905 een versie met grotere cabine en meer capaciteit.
Slaap- en restauratiewagenbedrijf Wagons-Lits presenteerde in Milaan vier rijtuigen. Bijzonder was die voor de nachttrein Rome-Palermo met slaapcompartimenten voor 2 personen én een Pullman-salon voor 12 personen. Daarin werden de comfortable banken 's nachts op Amerikaanse wijze tot bedden gecombineerd.
Van de drie restauratierijtuigen was no. 999 al getoond op de expositie in Luik van 1905. Deze had 3-assige draaistellen waardoor hij langer kon zijn dan reguliere rijtuigen. Gloednieuw waren de getoonde restauratiewagen 1650, bedoeld voor de Orient-Express, en rijtuig 1651 dat bijzondere boogvormige ramen had.
In en om het tentoongestelde Voiture-restaurant 1651 werden bij aflevering door fabrikant Ringhoffer promotiefoto's gemaakt met figuranten als passagiers. De foto's, door Wagons-Lits gebruikt in reclamemateriaal, moesten de juiste mondaine clientèle aanspreken.
De expo markeerde de overgang van rijtuigen met vaste assen naar draaistellen, zo blijkt uit de aantallen: 38 geëxposeerde rijtuigen hadden draaistellen en 26 vaste assen. Draaistellen verhoogden niet alleen het comfort maar maakten ook langere rijtuigen mogelijk. In 1883 had Wagons-Lits het draaistel in Europa geïntroduceerd.
Oostenrijk had een eigen paviljoen direct naast de algemene spoorwegexpo, 16.000 m² groot. Als enige koos Oostenrijk voor een mix van transport, kunst(nijverheid) en toeristische info in één paviljoen. Tussen de treinen stonden bijvoorbeelden meubels van Thonet. Ook de stad Wenen presenteerde zich.
Er waren rijtuigen — waaronder twee luxe salonwagens — van de k.k. Staatsbahnen en de Südbahn, gebouwd door de Ringhoffer, Nesselsdorfer, Grazer, Staudinger en Simmeringer wagonfabrieken, allen in het toenmalige Oostenrijk gevestigd. Stoomlocomotief 5431(?) won een expo-Grand Prix.
Het Oostenrijkse paviljoen was ontworpen door Ludwig Baumann in een stijl beïnvloed door de Wiener Secession.
De Oostenrijkse regionale spoorwegen waren vertegenwoordig met een Dampftriebwagen (motorwagen op stoom) van de Niederösterreichischen Landesbahnen.
België nam deel met een prestigieus landenpaviljoen in Vlaamse renaissancestijl met een toren van 45 meter hoog. Binnen was een zaal met gobelins.
Naast dit nationale paviljoen lag een eigen houten spoorwegpaviljoen. Buiten waren demonstratieversies van een spoorwegovergang en seinen.
In het 5.000 m² grote paviljoen voor de Belgische spoorwegen stonden locomotieven van Belgische fabrikanten, zoals John Cockerill en de Forges Usines et Fonderies Haine-Saint-Pierre. De Belgische staatsspoorwegen exposeerden er ook vijf luxe rijtuigen, een postrijtuig en enkele goederenwagons.
Zelfs de Société Nationale des Chemins de fer Vicinaux, de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen, was naar Milaan getogen om daar Belgische trams te tonen. Ze hadden enkele rechthoekige tenderstoomlocomotieven meegenomen en motorwagens van elektrische trams, nog met open balkons.
Zwitserland was als betrokkene bij de Simplontunnel goed vertegenwoordigd. Twee eigen langgerekte transportpaviljoens bevatten postkoetsen en sledes, maar ook 220 meter spoorlijn. Daarop stond behalve de nieuwe Simplon Express ook de al wat oudere Gotthard Express opgesteld.
De Gotthardtunnel, de eerste grote Alpentunnel uit 1882, had als voorbeeld voor de Simplon gediend. De Gotthardbahn verbond Zürich, Basel en Luzern met Milaan. De Gotthardbahn-Gesellschaft toonde locomotief A 3/5 no. 223 uit 1902 met drie rijtuigen, waaronder een slaaprijtuig dat als koerswagen naar Berlijn reed.
In de getoonde samenstelling van de 'Simplon Express' ontbraken rijtuigen van Wagons-Lits zoals die tussen Parijs en Milaan reden. Locomotief A 3/5 no. 730 reed wel echt in de Simplon Express; de Simplontunnel was geëlektrificeerd maar de internationale express bleef op stoom rijden om het aantal locomotiefwisselingen te beperken.
Een panorama-attractie gaf een beeld van de reis Parijs-Milaan per Simplon Express. Ontwerper Giordano had in 1894 tijdens een nationale expositie in Milaan al een bewegend panorama getoond dat de illusie gaf van een treinreis, net als in 1900 op de Wereldexpo van Parijs te zien was van de Transsiberië Express.
Het ronde gebouw van 1906 wijst op een stilstaand 360º panorama à la Panorama Mesdag, wellicht met een carrousel voor de toeschouwers. Het Simplon-panorama is niet bewaard gebleven. De Rotonda, het gebouwtje van 16 meter doorsnede en 6 meter hoog, is na de expo nog 10 jaar gebruikt als (nood)kerk.
Er waren drie bioscopen op de expo, waaronder eentje van de Pathé Frères. Bijzonder was de 'Simplon-cinema' waar zowel bewegende filmbeelden als stereofoto's te zien waren van de aanleg van de Simplontunnel, uitgebreid vastgelegd door de firma Calzolari & Ferrario.
De twee gedeeltes van de expositie waren met elkaar verbonden door een elektrische spoorlijn over een (houten) viaduct van ruim een kilometer. Met een snelheid van 40 km/u en een reistijd van 3 minuten was het meer een tram dan een trein.
De Nederlandse verslaggever Ketner was enthousiast:
"Het electrische treintje, comfortabel ingericht — een voorbeeld voor de directie der Italiaansche spoorwegen die, sedert de staatsexploitatie in vollen gang is, nog niet veel gedaan heeft om het spoorwegverkeer uit zijn achterlijkheid te verlossen — brengt ons, hoog over straten en lanen en pleinen, over de ranke en sierlijke viaduct in een paar minuten daar."
Het station in het Parco Sempione was sierlijk maar bescheiden van omvang. De tegenhanger aan het Piazza d'Armi was, hoewel van hout, wel imposant. Het was ontworpen door architect Bianchi en had vier torens, een overkapping en hoge trappen. Beide waren kopstations.
Bij het gereedkomen van de Simplon-verbinding werd besloten tot de bouw van een nieuw hoofdstation met internationale allure.
In het expojaar 1906 werd hiervoor alvast de eerste steen gelegd — en daar bleef het voorlopig bij.
In 1912 werd de ontwerpwedstrijd voor het stationsgebouw gewonnen door architect Ulisse Stacchini. Vanwege onder andere de Eerste Wereldoorlog duurde het vervolgens nog tot 1931(!) voordat het station werd geopend.
Milano Centrale werd uiteindelijk een mix van Art Nouveau, Art Deco en fascisme — zoals zal blijken in de volgende aflevering van retours.
Het nieuwe station moest op een nieuwe, beter bereikbare locatie komen ten noorden van het bestaande station uit 1864.
In 1906 legde koning Victor Emmanuel III de symbolische eerste steen voor het nieuwe centraal station — terwijl er nog geen definitief ontwerp was.
Er herinnert weinig meer aan de Wereldtentoonstelling van 1906. Het enige bouwwerk dat is blijven staan in het Parco Sempione is het Acquario Civico. Het geeft een goed beeld van de Art Nouveau-architectuur die tijdens de expo gangbaar was.
Het Piazza d'Armi werd enkele jaren na de expo in gebruik genomen als Fiera Campionaria, een permanent jaarbeursterrein, de latere Fiera Milano.
Bij het Museo della Scienza e della Tecnologia is een expohal uit 1906 bewaard gebleven waarin tegenwoordig treinen tentoon worden gesteld. Hoewel dit oorspronkelijk geen spoorwegpaviljoen was en het ook niet meer in originele staat verkeert geeft het, gevuld met locomotieven, een goed sfeerbeeld van de spoorwegexpositie van 1906.
Spoorwegen op de Wereldtentoonstelling van Milaan in 1906
Georges, M.L. Le matériel roulant des chemins de fer a l'exposition de Milan in: Revue générale des chemins de fer et des tramways, 1907 (Gallica)
Ketner, Ph. J. Een kijkje op de Tentoonstelling te Milaan in: De Aarde en haar volken, 1906 (Gutenberg)
Köppel, Thomas und Haas, Stefan Simplon - 100 Jahre Simplontunnel, Zürich 2006
Pozzi, D. e Secchi, C. Milano Expo 1906, Firenze 2008
Archivio Iconografico del Verbano Cusio Ossola
Wikipedia: