retours
januari 2015
Rond 1900 overwinterde de Europese elite aan de Franse Rivièra. In de 19e eeuw ontdekt door de Engelse aristocratie, trok de zonnige Côte d'Azur mondaine toeristen uit alle hoeken van Europa. In de zomer vond men het er veel te warm; het was de ideale plek om de druilerige Engelse en kille Noord-Europese winters te ontvluchten.
Een netwerk van luxetreinen — exclusief samengesteld uit eersteklas teakhouten slaap- en restauratierijtuigen van Wagons-Lits — bracht 's winters rijke reizigers rechtstreeks naar de Rivièra. Niet alleen uit Londen en Parijs, maar ook uit Amsterdam, Berlijn en zelfs St. Petersburg.
door Arjan den Boer
In 1883 vertrok de allereerste luxetrein van Wagons-Lits: de Oriënt-Express. Als tweede volgde eind dat jaar de Calais-Nice-Rome Express. Deze reed via Parijs en Lyon naar Marseille, en vervolgens langs de Franse en Italiaanse Rivièra. Al snel werd de trein naar Rome gescheiden van die naar Nice en zo ontstond de Méditerranée Express (1886).
Belangrijkste doelgroep vormden welgestelde Engelsen die in Calais van de aansluitende kanaalboot kwamen. In 28 uur waren ze van Londen in Nice. Parijzenaars waren al in 18 uur — al slapend of dinerend — van de kou in de zon.
De Mediterranée Express reed grotendeels over het spoor van de PLM (Paris-Lyon-Méditerranée). Deze spoorwegmaatschappij bracht dan ook veel affiches uit voor de luxetrein, meestal door vaste illustrator Rafael de Ochoa y Madrazo (1858-1935).
Wagons-Lits maakte onder andere reclame in Groot-Brittannië met als slogan 'Southwards in Search of the Sun'.
Ook de Weense elite en de adel van het Habsburgse rijk kwamen graag naar de Rivièra. Wagons-Lits speelde daar vanaf 1895 op in met de Wien-Nizza-Cannes Express, die in de winter dagelijks reed.
Net als tegenwoordig was de Côte d'Azur ook in trek bij rijke Russen. Daarom werd de luxetrein in 1897 van Wenen verlengd tot Warschau als St. Petersburg-Wien-Nizza-Cannes Express. De nieuwe naam was een marketingtruc: aangezien Rusland breedspoor gebruikte moest men in Warschau overstappen.
Vanwege de vele Russische grootvorsten en Habsburgse aartshertogen stond de Nizza-Express bekend als Train des Grand-Ducs.
Oorspronkelijk moest de Wien-Nizza-Cannes Express omrijden via de Oostenrijkse Staatsspoorwegen, later werd de snellere Semmeringbahn gebruikt.
Bedrijven liftten graag mee op de faam van de Petersburg-Cannes-Express. Op een affiche van olijfoliemaker Agnesi stond in het restauratierijtuig naast kreeft ook olijfolie op tafel.
Pruisen liet aanvankelijk het 'vijandige' Frans-Belgische Wagons-Lits niet toe. Vanaf 1896 mocht het bedrijf toch op Berlijn rijden. Na de Nord Express naar Brussel, Calais en Parijs volgde de Nord Süd Brenner Express. Deze voerde via de Brennerbahn naar Verona en had doorgaande rijtuigen naar Cannes.
Vanaf 1900 vertrok 's winter elke dag de Riviera Express uit Berlijn. In 28 uur bracht deze luxetrein z'n reizigers via Frankfurt, Straatsburg, Lyon en Marseille naar de Cote d'Azur. Op een PLM-affiche voor de Riviera Express werd het donkere Berlijn afgezet tegen het zonnige Monte Carlo.
In 1911 werd de Riviera Express samengevoegd met de LLoyd Express naar Genua, waar schepen van de Norddeutscher Lloyd vertrokken naar Amerika, Egypte en Australië. Het affiche voor de gecombineerde LLoyd en Riviera Express was opmerkelijk modern vergeleken met die van Rafael de Ochoa y Madrazo.
Behalve uit Duitsland vertrokken er tweemaal per week rijtuigen van de Riviera Express uit Den Haag en Amsterdam. Ook in Gouda, Utrecht en Arnhem kon men instappen voor een rechtstreekse reis naar de Rivièra. In Frankfurt werden Duitse en Nederlandse rijtuigen gecombineerd. Ook de Hollanders waren met één overnachting aan de Middellandse Zee.
De rijtuigen reden in Nederland over de Staatsspoorwegen (SS). Op een affiche van deze maatschappij was, naast teakhouten rijtuigen van Wagons-Lits, SS-locomotief 406 te zien, rijdend door een Zuid-Frans landschap. Een merkwaardig tafereel aangezien de locomotieven bij elke grens gewisseld werden!
Vanuit Nederland was er vanaf najaar 1913 nòg een optie om zonder overstap naar de Côte d'Azur te reizen. SS-concurrent HIJSM zette een slaaprijtuig in vanaf Amsterdam CS en Den Haag HS. Het reed door België in plaats van Duitsland en werd in Parijs aan de Méditerrannée Express gekoppeld.
De Eerste Wereldoorlog maakte er al na één winterseizoen een einde aan, maar de HIJSM-dienst leverde wel een van de elegantste Nederlandse spoorwegaffiches op, gemaakt door Willy Sluiter.
Rond 1870 werd de Promenade de la Croisette aangelegd, naar voorbeeld van de boulevard in Nice. Oorspronkelijk een met palmen beplante laan werd de boulevard in het eerste decennium van de 20e eeuw bebouwd met luxe hotelpaleizen zoals het Carlton.
Van oorspong was Cannes een eenvoudig vissersdorp. In 1834 strandde de Britse baron en politicus Henry Brougham er op doorreis naar Italië. De ligging en het klimaat bevielen hem goed en hij liet er een villa bouwen. Andere aristocraten volgden en al snel had Cannes een Britse enclave.
In 1863 werd Cannes per trein met Marseille verbonden. De spoorlijn van de PLM werd het daaropvolgende decennium doorgetrokken naar Nice, Monaco en Menton; een belangrijke stimulans voor het toerisme. Het station van Cannes vormde rond 1900 het eindpunt van luxetreinen die via Italië kwamen, zoals de St. Petersburg-Wien-Nizza-Cannes Express.
Op Cap d'Antibes bouwden rijken uit heel Europa luxe villa's, zoals de Nederlandse jonkheer Hugh Hope Loudon, oud-gouverneur van Indië. Hij liet Charles Garnier, architect van de Parijse Opéra, in 1867 villa 'Eilenroc' bouwen — een anagram van de naam van zijn vrouw Cornelie. De volgende eigenaar maakte van de tuin een publiek park.
Antibes stond bekend om z'n fortificaties, vanaf de Middeleeuwen gebouwd ter bescherming tegen Moorse piraten. In de 17e eeuw vervolmaakte Vauban de vestingstad. Bij stadsuitbreidingen werden de bolwerken kort voor 1900 gesloopt; er bleven slechts enkele onderdelen gespaard. Terwijl een PLM-affiche uit 1895 de forten nog centraal stelde wees een affiche 15 jaar later vooral op de wandelmogelijkheden.
Niet ver van Antibes verrees in 1882 de badplaats Juan-les-Pins. Dit was een idyllisch pijnboombos met zandstranden, totdat het werd 'ontdekt' door de Engelse prins Leopold, Hertog van Albany. In 1883 kreeg Juan-les-Pins een eigen station.
Nice was als hoofdstad van de Côte d'Azur hoofdbestemming van de diverse luxetreinen. Toen de spoorlijn de stad in 1864 bereikte hoorde Nice nog maar net bij Frankrijk; tot 1860 was Nizza deel van koninkrijk Sardinië (opgegaan in Italië). Omdat het station aan de overkant van de rivier Paillon werd gebouwd, ontstond daar een nieuw stadsdeel.
Nice had een grote aantrekkingskracht op de Europese royalty. De Engelse koningin Victoria, de Belgische koning Leopold II en de Russische tsaren Nicolaas II en Alexander II verbleven er regelmatig. De laatste stichtte er zelfs een Russisch-Orthodoxe kerk.
In 1890 overwinterden er 22.000 gasten in Nice, in 1910 waren het er 150.000.
In 1892 bouwde de Compagnie Internationale des Grands Hôtels — dochterbedrijf van Wagons-Lits — het Riviera Palace Hotel in Nice-Cimiez. Vlakbij opende in 1897 het Excelsior Regina Palace Hotel, waar koningin Victoria verbleef. Het kleinere hotel Mont Boron stond bekend om z'n uitzicht, te zien op het PLM-affiche.
Monaco bleef in de 19e eeuw een onafhankelijk prinsdom, maar verkocht een deel van z'n grondgebied aan Frankrijk, waaronder Menton. Prins Charles III wilde ook profiteren van het opkomende mondaine toerisme door een casino te stichten, wat in Frankrijk verboden was. Samen met een Franse zakenman slaagde hij erin de beau monde te verleiden. De plaats rond het casino hernoemde de prins naar zichzelf: Monte Carlo.
De PLM liet in 1897 een Monaco-affiche maken door de in Parijs werkende Oostenrijkse kunstenaar Alfons Mucha. Zijn weelderige Jugendstil-affiches in frisse pastelkleuren waren zo populair dat ze van straat gestolen werden.
Sinds 1868 konden toeristen uit Nice, die voorheen per schip of koets kwamen, met de trein naar het casino in Monte Carlo. Monaco en Frankrijk sloten een verdrag over de spoorlijn, die immers van de Franse PLM was. Net als het station is de lijn ook nu nog van de Franse spoorwegen.
Menton is de laatste plaats aan de Franse Rivièra voor de Italiaanse grens. Een publicatie van een Engelse arts uit 1861 maakte Menton tot een populair kuuroord voor tuberculosepatiënten. In hun kielzog volgden rijke Engelse en Russische toeristen voor wie paleizen, villa's en hotels verrezen.
Menton kent een uniek microklimaat vanwege de beschutte ligging achter de Alpes Maritimes. Het is de enige plek in Frankrijk waar citroenen groeien. Een PLM-affiche door Hugo d'Alesi uit 1898 toont dan ook een vrouw met een mand citroenen op haar hoofd. Op een later affiche door Morel de Tangry staat eenzelfde vrouw klein afgebeeld.
De spoorlijn uit Marseille en Monaco bereikte Menton in 1869. Een paar jaar later werd de lijn doorgetrokken naar Italië, waarmee de spoorlijn langs de Côte d'Azur was voltooid. De aanleg daarvan langs de grillige kust had nogal wat voeten in de aarde gehad vanwege de vele benodigde tunnels en bruggen.
Net over de Italiaanse grens ligt Ventimiglia, een stad die al uit de Romeinse tijd dateert. In 1872 kwamen de spoorlijnen uit Marseille en uit Genua hier samen, waarmee niet alleen de stad zelf maar ook de Franse Rivièra van twee kanten bereikbaar was. Ventimiglia werd dan ook een belangrijk spoorwegknooppunt.
De Méditerranée- en Riviera Express hadden hier meestal hun eindpunt, terwijl de uit Oostenrijk en Italië komende luxetreinen hiervandaan Frankrijk binnenreden. Eerst werd dan wel van locomotief gewisseld tussen de Strade Ferrate del Mediterraneo — vanaf 1905 de Ferrovie dello Stato — en de Franse PLM.
In 1882, tien jaar na het eerste station, kreeg Ventimiglia een nieuw stationsgebouw met meer internationale allure. Over de sporen kwam een overkapping van staal en glas. Gezien het klimaat was dit — net als in Cannes — misschien meer een esthetische dan een praktische toevoeging.
De Eerste Wereldoorlog maakte in 1914 een abrupt einde aan de belle époque. Alle luxetreinen kwamen stil te staan.
In 1920 ging de Méditerrannée Express weer rijden, vanaf 1922 in een geheel nieuw jasje. De teakhouten rijtuigen waren vervangen door donkerblauwe stalen exemplaren met gouden belijning. Dit gaf de trein z'n (bij)naam Train Bleu en leverde nieuwe affiches op in Art-Deco-stijl.
De Wien-Nizza-Cannes-Express keerde terug van 1921 tot 1939. De Riviera Express uit Berlijn en Amsterdam was pas in 1931 terug als Riviera-Napoli-Express, met een nieuwe tak naar Napels.
Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er goedkope toeristentreinen voor een breed publiek, zoals de Zon Expres uit Nederland.
Tegenwoordig rijden TGV's over de LGV Méditerranée in 5 uur van Parijs naar Nice.
Affiches en ansichten van de Méditerranée- en Riviera-Express voor 1914
Jean des Cars et Jean-Paul Caracalla, Le Train Bleu et les grands express de la Riviera, Paris 1988
Jürgen Klein und Albert Mühl, Reisen in Luxuszügen. Die Internationale Schlafwagen-Gesellschaft, Freiburg 2006
Jürgen Klein, Die Grandhotels der Internationale Schlafwagengesellschaft, Mönchengladbach 2012
Photorail, La Vie du Rail
Gallica, La bibliothèque numérique
Spoorwegmuseum/Geheugen van Nederland, Spoorwegen in beeld
Wikipedia: